Na de vaat — zij wast en ik help met afdrogen, dan zijn we gauwer klaar — heeft ze een half uur nodig om zich een beetje op te doffen en dan gaan we naar de film van ״Het jolige weeuwtje" en als ze op het doek zingen van ״Wilja, o Wilja", zit Kee waratje in de bioscoop mee te neuriën zodat een vent voor ons zich omdraait en ״Ssst" zegt, maar Kee vraagt hem of hij nog steeds elke ochtend een fles terpe-tijn voor het ontbijt drinkt en van die woorden is de man zo onder de indruk, dat hij de hele avond geen boe of ba meer zegt. Trouwens Kee is aldoor baldadig. Ze knijpt me af en toe in mijn arm en als een juffrouw een paar plaatsen verder aan haar man hardop gaat uitleggen wat er op het doek gebeurt, roept Kee, dat we geen explicateur nodig hebben en nou maken een heleboel mensen van die ״Ssssst"-geluiden en Kee zit stiekum te grinniken, als een bakvis.
We gaan, na afloop, een kopje koffie drinken en daarna wandelen we naar huis en Kee doet zo uitgelaten, dat ik denk: zo meteen gaat ze nog belletjes trekken ook, want er is een zware last van haar afgevallen. Die nacht slaapt ze alsof ze alleen op de wereld is en niemand om wie ze zich heeft te bekommeren, zelfs haar bloedeigen man niet. Maar ik lig de hele nacht wakker en ik denk na over de toestand van de wereld. Geen wonder, dat mijn vrouw het op haar zenuwen heeft. Ik woel maar heen en weer en er gaat van alles door mijn hoofd heen en als het tegen de ochtend al weer zo een beetje licht begint te worden en ik nog steeds geen oog heb dichtgedaan, denk ik:
״Asjeblieft, nou is Kee genezen, maar nou heb ik de Europa-ziekte, nou heb ik het te pakken."
Eerlijk gezegd, prakkizeer ik al heel lang over de gevaarlijke tijd, maar thuis merken ze dat nooit. Ik ben een bedaard iemand en er moet heel wat gebeuren, voordat mijn zenuwen mij de baas worden. Trouwens als je de hele dag in de werkplaats staat, heb je geen tijd om aan al die narigheden te denken. Maar het is een rommelzoodje in de wereld, dat is zeker. Je vraagt je af wat er van ons allemaal terecht moet komen, want dat Nederland op een ongelukkig plekje van de landkaart ligt, nou wie zou dat nou willen ontkennen? Vandaag of morgen drentelt de oorlog onze kant uit en dan zijn wij aan de beurt. Aannemen, weer één volk, dat geslacht moet worden.
Een mens is geen heibezem zonder gevoel en dus denkt hij altijd het
122