komt dicht te doen, is moeder tenminste niet onverzorgd.'
Zegt vader:
'Twee honderd jaar? Drie honderd jaar!'
Zelf voelen ze echter het komische van die omschrijving geenszins; zij nemen de toverkracht volkomen serieus.
Het hangt er bovendien vaak van af wie de gevreesde woorden uitspreekt. Als twee hetzelfde zeggen is de onheilskracht niet hetzelfde.
Zegt iemand tegen iemand:
'Wat zie jij er slecht uit.'
Kijkt de ander verstoord en moppert:
'Je hebt me zeker van Nieuwjaar niet gezien, dat je me nu pas je heilwens overbrengt.'
Maar dezelfde woorden kunnen in een andere situatie onheil aankondigen.
Zegt bijvoorbeeld een man, die zich bezig houdt met het bezorgen van begrafenissen:
'Wat zie je er slecht uit.'
Dan heeft de aangesprokene de hele dag geen eetlust meer.
Als iemand in de Jordaan van vacantie thuis komt, bruin verbrand en stralend van gezondheid, zeggen de kennissen:
'Wat zie jij d'r jofel gezond uit.'
In de Amsterdamse Joodse buurt zeggen ze echter met een bijzondere intonatie, die de drukpers helaas niet kan overbrengen:
'Nou, jij ziet er ook slecht uit.'
Van een kind, dat ze mooi vinden (en ze vinden elk kind mooi) zeggen ze:
'Lelijk is dat gezegende kind.'
Door het tegenovergestelde te zeggen van wat ze bedoelen menen ze het onheil voldoende te kunnen afweren. Maar omdat ze nu eenmaal van huis uit een tikje exuberant
27