62
JOODSCH PALESTINA
bij hem door te brengen. Maar ook de Mizrachistische arbeiders hebben hun eigen clubgebouw met tevens eigen bidlokaal en maken gaarne aanspraak op mijn aanwezigheid in hun midden. Ik verdeel me dus over de verschillende godsdienstoefeningen van den dag. En ik zal waarschijnlijk nog wel gelegenheid over houden om eventueel op den middag een voordracht bij te wonen, die een gast uit ons hotel, — een Rabbijn uit Minneapolis met een aan het wonderbare grenzende belezenheid in het zoo geweldig groote gebied van den Talmoed — dan in een aanzienlijke Synagoge in de buurt zal gaan houden over zijn indrukken van Erets-Jisraël. Natuurlijk in het Hebreeuwsch.
Als de zoon van Dr. Marschak, den Directeur, mij komt halen, is het op het plein voor het hotel, waar de groote halteplaats is en het eindpunt der stadsbussen naar het strand, reeds tamelijk stil geworden. We zien de laatste wagens naar de remise snellen. Zij komen er niet weer uit, voordat er morgenavond sterren aan den hemel zijn verschenen. De straten worden leeg van de werkdagsdrukte. De winkels gaan dicht en de straatverlichting, slechts sober, begint haar eenzame taak, nu niet geholpen door het licht der uitstalkasten. De officieele Sabbathrust valt over Tel-Aviv.
Eenvoudig en beschaafd naar onzen smaak des Westens, is de Dienst in het Schoolgebouw, geleid door een der Leeraren. Dat zou ik niet willen getuigen van alle godsdienstoefeningen, welke ik in Erets-Jisraël heb bijgewoond. Daar heerscht op vele plaatsen nog de wel gemoedelijke en huiselijke maar voor ons aanstootelijke, ons tegenstaande, soms kwetsende onordelijkheid. Poolsche onordelijkheid, die alleen