40
JOODSCH PALESTINA
eens haar naam „de Palmenstad” met recht en met eere heeft gedragen.2)
Opmerkelijk plotseling is deze overgang: uit de woestijn ineens onder de groene palmen. Maar dit Jericho boeit ons toch niet. Het heeft ons niets te zeggen. En wij bevinden ons weldra weder op den schoonen weg vol bochten, waarlangs onze koetsier ons in snelle vaart veilig terug leidt. De avond neigt. Ginds op een heuvel verschijnt het zwartschijnende silhouet van een eenzamen kameel tegen den donkeren horizont. De tinnen van Toer-Malkèh staan reeds in het opkomende maanlicht. En als de zon nog bezig is onder te gaan zijn wij weder binnen de oude muren van Jerusalem.
1) V Moz. 34, 3.