23
NAAR DEN KOTHEL-MA'ARAVI
De woningen van de winkeltjes in deze bazarstraten hebben hun toegang op een binnenplaats, waar zich o.a. de gemeenschappelijke waterput bevindt. Sommige toegangen tot zulk een binnenplaats pronken met een oud gebeeldhouwd poortje. Belangwekkende dingen dus allemaal. Maar toch zoudt ge misschien, als ge alles en vooral als ge de woningtoestanden waarnaamt, het hoofd schudden en zeggen: onbewoonbaar verklaren en als oudheidkundig museum inrichten.
De Oude Stad telt vier kwartieren, die zoo ongeveer door twee kruiselings zich snijdende zoogenaamde hoofdstraten zijn gevormd: het Arabische, het Armenische, het Christelijke en het Joodsche kwartier. De klaagmuur bevindt zich begrijpelijkerwijze in het Joodsche. Onze weg erheen leidt door de wijk der Arabieren.
We gaan dus Vrijdagmiddag. De heer Goldsmit vergezelt me ook hier. Van de Bezalelstraat door de wijk Nachalath-Schiv’ah over de Jaffastraat tot aan de Jaffapoort is nog een heele afstand. We leggen dien erheen per auto af. We gaan door de poort zelf. Hetgeen niet noodig is. Want hier heeft Sultan Abdoel Hamid II in 1898 voor zijnen vriend, den toen-maligen Duitschen Keizer — nu ex-Keizer Wilhelm — en voor diens gevolg een bres in den muur laten breken ten behoeve van een gemakkelijken doortocht. Daar loopt de straat met het groote verkeer nu om de poort heen. Op de poortdeuren prijkt nog het Turksche wapen. Is dat Engelsche tolerantie? Of archeologische eerbied? Of tactiek?
We dringen door de drukte. Waar het stiller wordt naderen we de Joodsche wijk. Het is nog geen Sabbath. De Schofar — de bazuin — die hier den Sabbath aankondigt, heeft nog