18
JOODSCH PALESTINA
bezoeken. Zij domineert echter niet. Althans niet meer. En zoo is het duidelijk, dat er bij het binnenrijden der stad geen Synagoge onder de Godsgebouwen terstond de aandacht trekt. Hoeveel Joodsche bedehuizen er echter wel in Jerusalem zijn, zou ik niet nauwkeurig kunnen opgeven. Volgens de jongste huizentelling gaat het getal ver over de tweehonderd.
De avond kondigt zich reeds met sterker wordende koelte aan, als we tevoet den terugtocht naar huis ondernemen. En al spoedig moet mijn overjas dienst doen, dien ik op raad der familie Goldsmit heb moeten meenemen. We komen de eerste Joodsche huisjesrijen voorbij, die er eens buiten den muur zijn gebouwd. De Turksche regeering heeft den Joden den bouw van huizen buiten den muur, dus buiten de Oude Stad, eeuwenlang belet. Trouwens de Joden zelf hebben er ook gedurende eeuwen niet bepaald naar gestreefd. Zij hadden met hun handjevol geen behoefte aan een zoodanige expansie en verlangden er niet naar. Voor hen was het heele land begrepen in Jerusalem met de drie andere, dan ook heilige steden: Hebron, Safed en Tiberias. En Jerusalem concentreerde zich in de omgeving van de voormalige Tempelplaats met de Kóthel-ma'aravi, de rest van den westelijken ringmuur, dien de wereld voldoende als „de klaagmuur” kent. Uitbouw was derhalve niet noodig. En in sommige oogen zelfs verkeerd of verboden. Men „leerde”. Dat is: men beoefende Joodsche wetenschap. Heel vlijtig. Maar eenzijdig. Het streven naar algemeene kennis en ontwikkeling gold als een gevaar, het beoefenen van andere dan Joodsche wetenschap was een zonde. Een zonde, die gestraft werd met de middelen, warover de Besturen en Rabbijnen in de Oude Stad destijds beschikten.