123
NAAR DEN ’EMEK
gebronsd, ontvangt ons. „Holland?” vraagt zij. En er gaat een straal van vreugde over haar gelaat. Alsof een blijde herinnering bij haar op komt. Eens is zij, toen reeds moeder van zeven kinderen, naar Holland getogen. Zij heeft er in Utrecht de Veeartsenijschool bezocht. Zij heeft er in Groningen geleerd. Zij heeft er Holland en vele menschen, die goed en hartelijk voor haar waren, lief gekregen. Zij noemt mij namen en geeft mij warme, innige groeten mede. Deze vrouw, nu moeder van reeds volwassen zonen en dochteren, is hier in de leiding. We zien veel. Maar het meest en het langst de kleuters, jongens en meisjes, die bij groepen onder toezicht van respectievelijk onderwijzers en onderwijzeressen zwemmen, spartelen, spelevaren, beneden in den Jordaan. Het is vacantie en van de groote schoolkinderen vertoeven er een aantal tijdelijk aan het strand te Haifa. Anderen zullen hen vervangen. Overigens zijn hier de kinderen altijd overdag onder afzonderlijke leiding in 't kinderhuis. De ouders werken op het land. Zij hebben alleen 's avonds en 's nachts hun kinderen bij zich thuis en onder hunne hoede.
We hadden intusschen den Jordaan overschreden en bevinden ons in het Oost- of Over jordaansche. De eenige kleine strook van den Ewer-Hajardén, die bij het Palestijnsche mandaatgebied getrokken is. Aan dezen kant blijven wij, totdat we Géscher voor bij zijn gekomen, alwaar de belangrijke werken van Ruthenberg in aanleg zijn en waar wij natuurlijk een poos vertoeven. Géscher beteekent: brug. Brug over den Jordaan. Hier valt de Jarmoek in den Jordaan. En deze plek werd uitgezocht om er de electrische centrale te bouwen, welke haar kracht zal ontleenen aan het water