108
JOODSCH PALESTINA
de dichter van de Hymne aan den Sabbath. De Hymne met het refrein: „Kom, mijn Vriend, de Bruid tegemoet! Laat ons den Sabbath begroeten”.x) En Rabbie Pinechas ben Jaïr, een Leeraar uit de oude tijden des Talmoeds, wiens beroemde naam met sagen is omweven. En tal van anderen mèt hem. Uit ver en dichterbij vervlogen eeuwen. Te veel om op te noemen. Vele Bedehuizen dragen hunne namen.
Op Sabbath-morgen leidt ons de Schammasch der Ari-sjoel van zeven tot acht uur langs en door die verschillende Synagogen. De titel Schammasch kunnen we ongeveer met het Nederlandsche koster benaderen. Zoo betreden we de Béth-Joséf-Sjoel, de Alschech-Sjoel, de Ri-Aboab-Sjoel. En ook de echte Ari-Sjoel, alwaar de Ari zijn vaste plaats gehad moet hebben, maar waar de dienst minder op zijn intenties is gericht. Zoodat zij eerder de pseudo en de andere inderdaad meer de echte Ari-Sjoel blijkt te zijn! Allemaal Sefardische Bedehuizen, ruime gebouwen, en ook met die hooge Alemmors. Maar hier zijn de banken alleen langs de wanden heen. En velen der biddenden zitten op die banken gelijk Arabieren, met de beenen kruiselings onder zich gevouwen. Hier is minder Kawanih, dus minder gegons en minder lijfbeweging en minder heen-en-weer geloop en meer decorum naar Westerschen smaak. Wij hadden verscheiden malen de eer kunnen hebben, om „opgeroepen” te worden, dat wil zeggen: een beurt te krijgen bij de Torahvoorlezing. Maar we hadden onzen gastheer toegezegd om te acht uur in zijne Sjoel te komen, alwaar op dat moment de Dienst zou beginnen.
We waren er op tijd. Doch daar was het Polen in optima
1) Riten en Symbolen I. 2e druk, Hoofdstuk 16.