87
NAAR HAIFA
We scheiden noode, maar zijn genoodzaakt verder te trekken zonder hier naar andere belangrijke punten om te zien. Geri-ziem en Samaritanen en hun heilige plaatsen liggen al achter ons. We rijden door Nabloes, dat door de Romeinen als Ne a pol is werd gesticht en dus evengoed Napels had kunnen heeten. Een mooi en naar het schijnt welvarend stadje. In een vruchtbare streek. Brandpunt nu van Arabische actie en politieke agitatie. Weldra zijn we in de nabijheid van het Arabische dorpje Sebastye aangekomen. Het ligt daar in de hoogte. En het is niet zoo eenvoudig daarheen met de auto te komen, over de slechte, steile en bovendien serpentineachtige zijwegen. Soms zegt Schmidt, als hij den een of anderen draai ineens genomen heeft: gelukt! Soms fluit, soms neuriet hij een wijsje, soms zingt hij een liedje — een Hebreeuwsch liedje! Dat is zoo zijn gewoonte. En het een en het ander is me reeds een maatstaf geworden ter beoordeeling van de kleinere of grootere moeilijkheden van den weg. Hij brengt er ons natuurlijk. Een typisch Arabisch dorp. Huisjes van steen en van klei, bijeen gehurkt. Smalle kronkelgangetjes tusschen de lage rijen, net breed genoeg voor onzen wagen. Boven, in het midden een pleintje; vrij ruim. Een bron. Helder water uit een pijp met een breede straal in een langen afvoerbak. Vrouwen en meisjes met waterkannen, die ze gevuld wegdragen op hun hoofden naar de huisjes. Pluimvee laat zijn sporen in de bakken achter. Schapen en geiten drinken. Kinderen plassen erin. Als onze wagen op het pleintje stil staat zijn we aanstonds omdromd door grooten en kleinen. Onze Schmidt kan ons verstaanbaar maken: hij spreekt Arabisch en, als het moet, kijft hij ook Arabisch. Soms moet ook dat. Daar is de man al,