107
1.3
I. 3 S tellingen
De hoofdlijnen van de in I. 1 en I. 2 ontwikkelde gedachten over tra*
ditie en gezag zijn aldus in enige stellingen kort te formuleren:
1. Traditie kan geleerd en onderwezen worden en is onuitputtelijk.
2a. Het is mogelijk 'alles1 in de traditie te zoeken, dwz, meer dan alleen maar bepaalde waarheden en/of een bepaalde manier van leven en/of levenswijsheid,
2b. Dit 'alles in traditie zoekenr - verschijnsel komt vooral in de zg. geopenbaarde tradities voor, maar ook in de niet-geopenbaarde.
3. Levende traditie is datgene van een cultuur, dat zich nog steeds ontwikkelt.
4. Er is geen schriftelijke traditie zonder een mondelinge. Het omgekeerde, een mondelinge traditie zonder een schriftelijke, komt wel voor maar wordt in de tegenwoordige wereld steeds zeldzamer.
5. Mondelinge traditie is belangrijker dan schriftelijke.
6. Van tijd tot tijd worden delen van de mondelinge traditie schriftelijk vastgelegd.
7. Het vastleggen van de traditie, bijvoorbeeld in aehriffc, kan tót verstarring leiden. Een middel om deze verstarring te doorbreken is de studie van de (vastgelegde) traditie«