Hetgeen nog ontbrak aan de volkomen verdringing der Joden uit het Nederlandse economische en sociale leven, zouden de maanden Mei en Juni 1942 brengen.
Op 26 Mei 1942 verscheen de verzwaarde verordening ten opzichte van het geld, dat de Joden vrij mochten bezitten. Dit bedrag werd teruggebracht tot ƒ 250.—, terwijl tevens bepaald werd, dat alle collecties van kunstvoorwerpen en al het goud, platina, zilver, diamanten en parelen eveneens bij Lippmann-Rosenthal moesten worden Ingeleverd. De toegang tot de safes was in het vervolg de Joden verboden.
De 22ste Juni hadden de Joden buiten Amsterdam hun fietsen in te leveren.
De verordeningen van 30 Juni bepaalden, dat Joodse accountants niet langer meer werkzaam mochten zijn voor nlet-Joodse cliënten. Voor de Joodse advocaten was reeds geruime tijd vroeger deze verbodsbepaling verschenen. Joodse beoefenaren van para-medische beroepen mochten niet meer nlet-Joodse cliëntele behandelen, terwijl omgekeerd Joden niet meer niet-Joodse kapperszaken of de z.g.n. para-medische inrichtingen betreden mochten. Hun werd tevens verboden, gebruik te maken van openbare en particuliere vervoermiddelen of zich op spoorwegemplacementen te bevinden. Alleen binnen Amsterdam mocht nog door Joden worden gefietst. Verder mochten zij niet meer bij het telefoonnet zijn aangesloten of zich van openbare telefooncellen bedienen. Zij machten zich slechts van 6 uur s morgens tot 8 uur ’s avonds op straat begeven en niet-Joodse winkels slechts betreden tussen 3 en 5 uur des middags. Het was hun niet meer geoorloofd goederen thuis te laten bezorgen. Toen deze „radicale” verordeningen verschenen, juichte het „Nationale Dagblad”, dat „nu eindelijk de brug ge-
88