der Joden uit de provincie naar Amsterdam, waar zij zich te vestigen hebben in één der drie ghetto’s; 1°. oude Jodenbuurt en Plantage; 2\ Amsterdam-Oost en Trans-vaalbuurt en 3°. Amsterdam-Zuid: Rivierenbuurt. De verdrevenen moesten hun meubels en ander huisraad achterlaten; deze bezittingen worden door een speciaal daarvoor ingesteld instituut, de „Hausraterfassungsstelle” naar Duitsland vervoerd. Een Amsterdamse verhuisonder-neming, de firma Puls, werd als transportonderneming hierbij ingeschakeld en de Nederlandse volksmond heeft daarop een nieuw woord voor plunderen „gepragt”: het werkwoord „pulsen”.
En in dezelfde maand Maart kwam een verordening, waarbij iedere Jood —• in de aanvang slechts ongehuwden — zich te melden had voor arbeid in speciale werkkampen. Oorspronkelijk werden de Joden door Joodse geneesheren gekeurd, maar toen het aantal afgekeurden den bezetter te groot voorkwam, werd de keuring in het vervolg aan N.S.B.-doktoren opgedragen, waarbij ge-brekkigen, zelfs blinden geschikt werden verklaard om in de werkkampen te arbeiden.
De Joodse Raad had weten te verkrijgen, dat personen bij hem werkzaam, van arbeid in de werkkampen werden vrijgesteld. En om deze vrijstelling te kunnen verkrijgen, ontstond er een grote aandrang om een aanstelling bij de Joodse Raad machtig te worden, onder welkeHitel of welk voorwendsel ook. De leiding van de Joodse Raad trachtte, met de bedoeling om zoveel mogelijk te redden, zijn werk uit te breiden, maar ook allerlei schijnbaantjes werden gecreëerd. Het was maar „al te menselijk”, dat de kring der voor het werkkamp geredden hoofdzakelijk bestond uit personen, voortgekomen uit hetzelfde sociale milieu, waaraan de Joodse Raad was ontsproten. Hun, die in de werkkampen hadden te arbeiden, nagenoeg enkel proletariërs, werd door de Duitsers bij monde van de Joodse Raad de verzekering gegeven, dat zij niet uit Nederland zouden worden gedeporteerd. Nog geen 7 maanden later zullen 15.000 Joden bemerken, wat dergelijke beloften waard waren.
In het najaar van 1941 was in Nederland aan leder een Identiteitskaart uitgereikt, waarop voor de Joden een „J” was afgedrukt. Dit was den Nazi’s ten opzichte der Joden
85