van het anti-semietisme nog in het jaar 1939 overgenomen, kan hier gerust worden gezwegen. Voldoende is het. dat wij dit onderling schijnbaar zo tegenstrijdige materiaal „gelijknamig” hebben gemaakt, onder de zelfde noemer gebracht hebben. Toch wijst de, dikwijls zo hatelijke stijl, waarin deze beide bestrijders van het anti-semitisme hun „objectieve” meningen over den Jood geven, op de verbijsterende indruk, die het anderssoortig-zijn van de Joden zelfs op de besten van het Nederlandse volk maakt.
En dit anders-zijn groeit in steeds sterkere mate met de urbanisering der Joden. Terwijl in het jaar 1930 — men zie de tabel — nog slechts 27,24' r van de gehele Nederlandse bevolking in de steden met meer dan 100.000 inwoners woonde, waren daar bijna 81 (/> der Joden gevestigd! In gemeenten met minder dan 5.000 inwoners — het Hollandse dorp — woonden in 1930 nog meer dan 21f ;> der gehele bevolking en nog geen 2<. der Joden! In de 100 jaar, van 1830 tot 1930 werden aldus, sociologisch gezien, de Joden in sterkere mate van jaar tot jaar Joodser en hun anderssoortig-zijn meer geaccentueerd. Dit was de hoofdreden, dat de Joden een gesloten groep bleven, meer opvallend dan ooit door emotionaliteit, secundaire functie en de hang naar het extreme.
En het gesloten-zijn van deze groep werd nog in belangrijke mate versterkt door hunne zo bijzondere beroepsverdeling.
De beroepen der Joden waren in Nederland bij de aanvang der negentiende eeuw, wat industrie betreft: diamantindustrie, kledingbedrijf en tabaksnijverheid. Tevens waren zij vleeshouwers en bakkers. Het grootste gedeelte der Joden was, zoals wij reeds in het vorige hoofdstuk zagen, bij de handel en het geld- en bankwezen betrokken.
Sindsdien is in Nederland weinig veranderd. Wel schiep de emancipatie de mogelijkheid voor de Joden om voortaan alle beroepen, ambachten en fucties te bekleden, waarvan zij vroeger uitgesloten waren. Toch bleef de beroepsstructuur van de Joden een geheel ander beeld vertonen dan die der overige bevolking.
De bedrijf stelling, onderdeel van de volkstelling van 1930 belicht dit zeer duidelijk. Wij geven hieronder de cijfers voor 1930 over de percentelijke verdeling der mannelijke
33