emotionaliteit, de meerdere secundaire functie en het meer voorkomen van uitersten; bij een stadsbevolking liggen de uitersten veel sterker uiteen dan bij de boeren. En hoe-meer de Joden enkel stadsmensen worden, des te sterker treedt dit alles bij hen duidelijker en pregnanter naar voren.
Verspreiding van:
A. de Joden — B. de gehele bevolking over de groepen van gemeenten in procenten van het totaal.
Gemeenten Gemeenten Gemeenten Gemeenten met meer met 20.000— met 5.000— met minder dan 100.000 100.000 20.000 dan 5.000
Jaar inw. inw. inw. inw.
A.
B.
1849
55.83
14.80
1859
55.66
14.53
1869
58.26
14.82
1879
63.28
16.10
1889
69.19
18.86
1899
71.62
22.28
1909
73.67
23.46
1920
76.65
24.17
1930
80,89
27.24
B.
A.
B.
32.83
11.79
36.80
32.96
10.98
36.03
32.59
10.22
35.58
32.27
8.68
34.10
31.27
6.91
31.62
29.88
5.78
28.12
29.52
3.72
26.75
29.04
2.21
25.32
30.06
1.62
21.23
A.
B.
A.
13.20
16.17
19.18
13.59
16.48
19.77
12.93
17.01
18.59
11.93
17.53
16.11
10.62
18.25
13.28
10.59
19.72
12.01
11.88
20.27
10.73
11.72
21.47
9.42
9.92
21.47
7.57
Wij zetten in een vorig hoofdstuk uiteen, dat de Joden in Nederland een gesloten groep vormden, waarvan de individuen tot 'twee volken behoorden. Wat zijn nu de kenmerken van deze groep en welke waren de oorzaken, dat zij gesloten bleef, ondanks de afbrokkeling hier en daar? De Jood valt in Midden- en Noord-Europa meestal op, zo zegt men, door zijn uiterlijk, ofschoon in Nederland er ook zeer vele niet-Joden zijn van het mediterraanse en het Armenische (voor-Aziatische) type, de twee hoofd-rasgroe-pen in het Jodendom. Derhalve kunnen deze kenmerken niet de karakteristieke zijn. Wanneer dan ook Dr. P. J. Waardenburg in een artikel, getiteld „Het Anti-semitlsme van biologisch standpunt” in een boek, dat in het jaar 1939
28