uw naaste liefhebben als uzelf (u zult uw naaste liefhebben op dezelfde manier als u uzelf liefheeft, TB) of, zoals sommige (joodse, TB) commentatoren het opvatten: u zult uw naaste liefhebben omdat hij is zoals u. Dat gebod is vaak gezien als dé basis van de bijbelse ethiek; maar ik durf te suggereren dat het dat niet is. Wij krijgen maar éénmaal het gebod (in de joodse bijbel, TB) onze naaste lief te hebben. Talloze keren - de rabbijnen noemen 37 voorbeelden - krijgen we echter het gebod niet onze naaste, maar de vreemdeling lief te hebben: “ we ahavta et hageer.” En de vreemdeling is niet iemand die wij liefhebben omdat hij is zoals wij. De vreemdeling hebben wij lief juist omdat hij anders is dan wij.’
De bijbel geeft aanwijzingen, richtlijnen voor een constructief en fatsoenlijk individueel en sociaal leven die eruitzien als opdrachten: u zult niet stelen, u zult niet moorden, u zult uw vader en moeder eren (wat zoveel wil zeggen als: als ze oud zijn mag u uw ouders niet bij het oud vuil zetten, maar moet u voor hen zorgen), u zult geen valse getuigenis afleggen. Bijvoorbeeld. Vier van de Tien Geboden die u nu in een ietsje afwijkende vertaling hoort dan u gewend bent.
Als de bijbel richtlijnen geeft, kun je er vergif op innemen dat ze tegen de natuurlijke geneigdheid van de mens ingaan. Mensen, aan zichzelf overgelaten en slechts aan zichzelf verantwoording afleggend, stelen wel, moorden verschrikkelijk, laten hun ouders creperen en zeggen bijna uitsluitend dingen over anderen die niet waar zijn, en als ze ze zelf niet zeggen, lezen ze het liefste gefantaseerde verhalen in roddelbladen. Verhalen die niet altijd onschuldig zijn. Ik chargeer enigszins, maar niet veel.
Als er in dat oude boek, het Oude Testament, het beste psychologie- en sociologieboek dat er volgens mij bestaat, zó vaak wordt herhaald dat we de vreemdeling moeten lief-