dan soldaat in de Wehrmacht, als hij meer aan de kant van het Kwaad had gestaan. Maar dat was niet zo. En daardoor spraken wij en onze doden meer dezelfde taal dan ik en mijn (potentiële) geliefden in andere landen.
Toch bleek er een grens te zijn die niet overschreden kon worden. Zoals de oorlog in al mijn relaties meespeelde en er bijna altijd de afstand bleek te zijn die overbrugd moest worden, zelfs als ik jaren met iemand was. Het had niets te maken met joods/niet-joods, maar alles met gesensibiliseerd zijn voor dezelfde interpretaties, leven vanuit hetzelfde referentiekader: de oorlog. In Berlijn was het ondraaglijk veel gemakkelijker geliefden te vinden met hetzelfde referentiekader dan in Nederland of Engeland of Israël.
A. zal zijn hele leven spreken met de stem van een klein kind - zijn hele leven zal hij zijn kinderstem inzetten om zijn omgeving te ontwapenen. Zijn moeder werd zwanger gemaakt door een loslopende soldaat toen ze op de vlucht was vanuit Polen. A.’s oma en haar zuster pestten zijn ongehuwde moeder zo vreselijk dat ze uit het raam sprong en zich zo het leven benam. Een oorlogstragedie waarvoor ik geen moeite hoefde te doen hem te begrijpen.
B. , oplichter en minnaar, de ongrijpbare bon-vivant, wiens vader naar Zuid-Amerika was verdwenen, wijst op zijn hartstreek en zegt: ‘Dort liegt der tote Hund begraben. Als verklaring waarom hij wel op de - volslagen waanzinnige -gedachte kon komen me aan een bordeel te willen overdoen, maar het idee van een vaste band niet tot zijn brein kon toelaten. Ook hem begrijp ik.
C. gaat helaas een kwart eeuw te laat op onderzoek uit. Ik voel me pas veilig als hij eindelijk - vijfentwintig jaar nadat