heel ander soort vertrouwen, durf. Het is, in zijn volwassen vorm, eigenlijk ‘superrationalistisdi, in die zin dat het de mens dwingt om de héle schepping te onderzoeken met alle capaciteiten (van het menselijk organisme) die de mens ten dienste staan, waarbij geen enkel aspect van de werkelijkheid en geen enkele methode en geen enkele uitkomst van het onderzoek bij voorbaat en principieel wordt uitgesloten.
Spiritualiteit is tegelijkertijd de drijfveer, het proces én het resultaat van het vergaren van kennis, over de schepping en de Schepper (waarbij de Schepper per definitie niet gekend kan worden). Degene die spiritueel bezig is - of het een wetenschapper, een mysticus, een musicus, een werkster, het doet er niet toe wie is - zoekt kennis en zet alles in om die kennis te vergaren. Het enige dat telt is of men zó zoekende, met die intentie, intensiteit en methode, in de richting gaat van de grens tussen schepping en Schepper. En zoals aan de wetenschap duidelijk is, de grens wordt steeds verlegd. Hoe verder je komt, hoe verder de Schepper - de door de mysticus veronderstelde Schepper - zich terugtrekt. HET verbergt zich achter die grens die door de zoekende, spirituele mens steeds wordt verschoven.
Het verschil tussen godsdienst, religie en spiritualiteit zou dan kunnen zijn dat godsdienst, religie en spiritualiteit alle drie verschillend omgaan met het zwarte gat van de pure actie en met de zwarte gaten van de visuele waarneming/ verbeelding.
Mijn hypothese over het verschillend omgaan met de zwarte gaten is als volgt: godsdienst gaat uit van een heel oude combinatie van projecties die samen een wereldbeeld, in de meest letterlijke zin van het woord, en een geestelijk universum vormen die van generatie op generatie zijn overge-