van de werkelijkheid, projecteren die en pas daarna nemen we de werkelijkheid (opnieuw) waar.
Dat het ook werkelijk zo is dat we de werkelijkheid te lijf gaan met mentale constructies die vervolgens worden geprojecteerd, blijkt uit een wetenschappelijk onderzoek naar de manier waarop wij de omringende wereld visueel waarnemen. De Engelse televisie zond een documentaire uit over het onderzoek. Wat blijkt? We hebben een continu beeld van de ons omringende wereld, maar onze ogen, in feite de uiteinden van hersenzenuwen, maken niet continu opnamen van de ons omringende werkelijkheid, maar gepulseerd, dat wil zeggen: beeld, geen beeld, beeld, geen beeld, beeld, geen beeld, en zo verder. Dat we toch een continu beeld van de ons omringende wereld denken te hebben (ik gebruik ‘omringende wereld’ en ‘werkelijkheid’ hier voor het gemak door elkaar), komt doordat de hersenen invullen wat het beeld had moeten zijn dat tussen de twee opgenomen beelden in had moeten zitten. Dus: waargenomen beeld van een boom, geconstrueerd beeld van een boom, waargenomen beeld van een boom, geconstrueerd beeld van een boom. De hersenen ‘tekenen’ de missende beelden en vervolgens projecteren ze de missende beelden in de visueel zwarte gaten om ons de illusie te geven van een continue waarneming; ons beeld van de werkelijkheid wordt in feite gevormd door het over elkaar heen vallen van een gepulseerde opname met een gepulseerde projectie. En ze vallen zo naadloos over elkaar dat er niets van te merken is. (Ik laat hier buiten beschouwing dat ook het opgenomen beeld van de werkelijkheid slechts een interpretatie is van de werkelijkheid.)
Soms gaat dat trouwens volslagen mis. Ik kan daar een prachtig voorbeeld van geven. Ik zat Vrij Nederland te lezen