maatschap van de bond, en dan kon je boeken lenen. Dat deed ik natuurlijk. Die boekerij was een prachtig stuk ontwikkelingswerk, want uit die diamantslijperswereld zijn heel wat behoorlijk ontwikkelde mensen te voorschijn gekomen. Die toch eigenlijk geen schoolopleiding gehad hadden. Dat heeft ongetwijfeld met die boekerij te maken.
Ik weet nog precies hoe dat ging. Eens in de week ging ik naar de Franselaan.
Dat gebouw had zo’n hoge stoep. Er waren nog meer kinderen van de Amstelschool, waar ik op zat, die daar boeken kwamen halen. Dus wij hadden er altijd een reuze gezellige avond, want je moest altijd heel lang wachten voor je aan de beurt was. Dan kwam je in een grote zaal waar achterin allemaal rekken met boeken waren. Je mocht er niet zelf in neuzen. Er waren grote toonbanken.
Die boeken werden allemaal neergelegd. Naast elkaar. Je gaf een lijstje op van nummers van boeken die je eventueel wilde hebben. Je mocht twee boeken hebben. Vrijwilligers liepen achter de toonbanken, zochten de boeken uit en brachten de boeken naar een andere toonbank, waar ze ingeschreven werden. Dan werd je naam afgeroepen en kon je de nieuwe boeken krijgen. Zo ging dat daar. Het kostte niets. Dat ging helemaal op het boekje van je vader.
Ik was een leeskind en een leerkind, dus ik mocht naar de Mulo. Dat was heel wat. Dat je drie jaar door mocht leren. Ik heb ook nog wat verder geleerd en ben op kantoor geweest. Er was niet zoals nu een verlangen om hogerop te komen. Misschien was het bij joodse jongens anders. Als die goed konden leren werden ze dokter of wat dan ook, maar dat was toch dikwijls niet zo voor jongens uit die arme klasse van mij. Een heel enkele werd vooruit geholpen. Door de vereniging Charitas. Toevallig heb ik dat ook gehad. Als de meester vond dat een bepaald kind vooruit geholpen moest worden dan gaf hij je daar op. Dat gebeurde wel eens. Uit de Uilenburgerstraat is ook een jongen dokter geworden. Het was een evenement als je Charitas kreeg. Dan werd je uitgenodigd, met je ouders voor een feestavond in Bellevue.
Ieder jaar werden tien of twaalf kinderen, uit heel Amsterdam, niet alleen joodse kinderen, daar naar toe gehaald. Je