Uit Rumpt kom ik. Dat is een klein plaatsje aan de Linge, in de buurt van Geldermalsen, Zaltbommel, Tiel, Gorinchem, Culemborg. Vroeger was het een van de armste plaatsjes in Nederland. Nu is het helemaal veranderd door de import van mensen uit andere streken en het toerisme. Zoals dat overal gaat: de oude keetjes zijn opgekocht en verbouwd. Oorspronkelijk, maar dat is misschien wel twee eeuwen terug, kwamen de Van Stratens uit Herwijnen. Dat ligt bij Zaltbommel. Een uurtje fietsen van Rumpt vandaan. Voor de oorlog woonden daar ook twee gezinnen Van Straten, maar die zijn in de oorlog omgekomen.
Rumpt was een dorpje van achthonderd inwoners. Er woonden drie joodse gezinnen. Van drie broers. De eerste was mijn vader: Henri. Hij werd Harry genoemd, Harry de jood. Dat ging zo op die kleine dorpen. Ik heet zelf Benjamin, dus dat was Ben de jood. Mijn vader handelde in textiel.
De tweede broer was Hartog. Hartog de jood: een kosjere slager.
De derde was Louis: slager en veehandelaar. Mijn grootvader was trouwens ook veehandelaar. Ik kan me hem nog herinneren: een heel oude man met een puntbaardje. Hij stierf toen ik vijf jaar was.
Het was maar een heel klein joods gemeenschapje. Ik had nog een zuster, Louis van Straten had twee zoons: Sem en Jof -Sem heeft na de oorlog in de slagerij van Marcus in de Fer-dinand Bolstraat gestaan - en twee dochters, en Hartog van Straten had drie kinderen. Een is er gestorven voor de oorlog, gestikt in difterie, één zoon is omgekomen in de oorlog en de andere zoon leeft nog. Die heeft na de oorlog ook in de slagerij van Marcus gestaan.
Mijn vader ging met stoffen de boer op. Met paard en wagen, zoals dat vroeger was. In de zomer moest je het paard eerst ’s