6
kunnen we net een tafel en zes stoelen hebben en om nou voor dien mantel hun trouwen nog een jaar uit te stellen, daar had hij geen idee in.
Raatje was woedend, ze wou den mantel hebben, ze had „sof”, ze schaamde zich op „sjabbes” de straat op te gaan en, zei ze tegen haar moeder, al spreek ik Sn geen half jaar een woord met hem, hebben zal ik den mantel.
Een gebeurtenis ! Er kwamen nieuwe buren op de trap. Of op de trap eigenlijk niet.
Het „huis” was verhuurd. De huisbaas had het heelemaal laten opknappen, uitbreken, schilderen en behangen en had het verhuurd aan een Diamantbewerker, zooals de huisbaas vertelde, aan eene Koekoek.
»O, die ken ik wel”, had juffrouw Pampel gezegd: „zij is van Vischjager, als meisie zijnde hebben we jaren op één trap gewoond. Je zal zien Raatje, daar worre we eigen mee”.
De nieuwe buren hadden het huis betrokken en juffrouw Pampel had haar handen in elkaar geslagen over de »pracht van een meubelen, die met zoo een groote verhuiskar waren over gebracht”.