29
Angstig wijkt-ie terug, als-ie vreest dat Sjimmie zich los zal rukken. Zijn vrouw steekt treiterend de dikke rooie tong uit; nlll ....
»Wat wou je d’r nou van he .... en wat wou je d’r nou van . . .. ja, as je scheld bin je kwaad ...
nlll ..... nou, bin je.....kwaad! nou bin je
kwaad!” ....
De jongens, op de karren, doen mee, kletsen in hun handen, steken de tong uit ... .
Een lange magere vrouw, die reeds lang, de oogen vurig van kijf-wellust, de ruzie stond aan te zien, trad nu uit het menschen-gewir-war naar voren.
„Noh, ’t had mijn niet motte gebeure, dan had je wat dnders beleef, ik had je de ooge uit je gezicht geratsjt!”
„Sjmerige Réggie!” riep nu dikke Betje Haring-man, sjmerige Réggie bemoei je d’r niet mee, ’t gaat je niet an”.
„Sjmerige Réggie? Sjmerige Réggie! Dat mag jij
zegge,.... was je maar zoo helder as ik,----
hiérzoo, sjmerige Réggie mag na gekeke worre... Met beide handen neemt ze haar rokken, laat onder gejuich der begeerige kijkers haar ondergoed zien.
„Hiérzoo!____ hiérzoo!____ dat mag gezién