30
worre, doe dat óók as je léf heb!.... Wat een
pertalegijt sjmerige Réggie____ dat mag mewrau
Haringman tege me zegge.... Mewrau Haringman (met een buiging) sjtei oef en ga zitse! Betje steekt de tong weer uit, het hoofd heen-en-weer schuddend, roept treiterend-zangerig: „Bin je kifteg?”....
Sjimmie rukt, slaat, gooit zich op den grond, doet wanhopige pogingen, om los te komen, van de vijf paar handen, die hem vasthouden, werkelijk bang, dat hij, door woede verblind, een ongeluk zou veroorzaken.
Zijn vrouw, onverstaanbaar-schor nu, staat te huilen, braakt heesch uit wat haar in de gedachten komt, ieder woord bekrachtigend met wild gebaar der handen.
Moelie houdt zich nog steeds vast aan zijn kraam, schreeuwt maar, terwijl niemand er aan denkt hem vast te houden:
„La me lósj!.... la me lösj!____
De menschen-hoop wordt al grooter, lachen,
schreeuwen, hitsen op.....
„Vooruit! pak an !” . . . .
De marktmeester komt kalm aanloopen, kwitantie-boekje in de hand, op het roode hoofd met de bronze neus een petje, waarop in vergulde letters „Markt-dienst”.