18
„Dat is zeker een gijntje”, vroeg Bram Koekoek,
„Nee, dat is toures-emmes”.
„Kenne jullie dat gijntje van Brammie en Sammie?” vraagt Maupie Hangjas.
„Nee, nee, vertel op”.
„Nou, hoor toe dan”.
Brammie en Sammie gingen op een Sjabbes kuieren, ze kwamen buiten de stad an een slootje.
„Ga je mee pootjes baaie?” vraagt Sammie.
„Ja” zegt Brammie,
Sammie trekt z’n schoene en kouse uit, en Brammie trekt z’n schoene en kouse uit.
„Addenom!” zegt Sammie, „jou voete zijn nog smeriger as van mijn”.
„Wat een wonder”, zegt Brammie toen, „ik ben ook twee jaar ouwer as jij!”
Algemeen wordt er nu gelachen, zelfs Levie lacht even.
Nog even blijven ze zitten en praten „ower het kind, as dat ’t zoo gouw weg was” en de één na den ander staat op, wenscht „verder geen leed” en gaat heen.
Raatje en Levie zijn weer alleen.
Levie staat op, loopt heen en weer, verzet de stoelen, ruimt wat op.
Raatje zit nog als versuft voor zich heen.