op de Houtmarkt duizende mensche ware gewees, en daar komme niks dan Jode".
„Ja, zei Bram Roekoek, en het mooiste van de grap is, dat ze een badhuis in de Jordaan, in het hartje van de kojem-buurt moste sluiten, omdat dddr niemand komt”.
„Bij mijn leve, die is goed, lachte Levie Haringman, maar je mag zegge, wat je wil, een boel sjmerigheid is d’r toch”.
Daar hei je me nichie Leentje, die dient bij een dokter, nou vertelt laats de dokter an tafel: „vandaag is d’r een juffrouw bij me gewees, die het haar voet verstuit en wou ze weten, wat ze doen most”.
„Ja, juffrouw”, zei de dokter, „dan mot ik eers uw voet zien”.
»O, daar heb ik niet op gerekend”, zei de juffrouw toen, dan mot ik eerst eve naar huis”.
Eventjes later komt ze terug, trekt haar schoen en haar kous uit en laat den dokter haar voet zien.
De dokter voelt en zegt toen: »Nou moet ik
uw anderen voet zien”.
»Wat is ddt nou”, zegt de juffrouw, „had u me dat niet daar net kenne zegge ?”
»Waarom?” vraagt de dokter.
»Noh, dan had ik me anderen voet ook meteen gewasschen”. 2