14
»chique” gekleed gaan en oogen-uit-steken, leed zij gebrek nu, moest zij samen wonen, verbonden met iemand, die zij haatte, niet kon zien.
Zij stak dat dan ook niet onder stoelen of banken, liet het hem hooren, schreeuwde hem toe, liet hem voelen, venijnig.
Als hij thuis kwam, moe, hijgend, schor geschreeuwd, sprak zij geen woord, en als hij dan zijn geld telde en zei, niets verdiend te hebben, of bijna niets, schreeuwde ze hem toe, sarrend:
„Dat weet ik wel, je verdient nooit wat, leeg-looper, armoedzaaier, opmaken ken je, stink-bochel”.
Levie, woedend dan, wetend zijn best te doen, schreeuwde terug:
„Verdien jij dan wat, stinkzak, luiwammes, je ken toch zoo goed naaien. Maar je legt liever tot twaalf uur in je nest te rotte”.
Maar zij lachte hem dan uit : „Dat zou je wel
willen hé, ik voor jou sappelen, maar daar komt niks van, werken zal je, al val je d’r zoo bij neer”.
En ze verweet hem dan, vergetend, dat zij zelf den jongen, waar ze van hield, Flip v. d. Kar had laten loopen, speculeerend op de groote verdienste van Levie, dat hij haar ongelukkig had gemaakt, van haar jongen had afgetroond.
Levie vloog dan op, stikkend haast van woede,.