11
hier en daar personeel op straat te komen.
Toen kwam de geldcrisis, in Amérika begon het, oude handelshuizen kraakten, millionaires gingen over de kop en als eerste gevolg, de diamanthandel stond stil, er was geen vraag, geen afzet, de ge-heele industrie werd stopgezet.
Eerst lachte men er om, men kon nietgelooven, dat de goede tijd voorbij zou zijn.
Ook Louis Koekoek trok zich nergens wat van aan.
„Ik heb zoo lang gewerkt, laat mij nu maar eens een beetje kuieren”, zeide hij.
En het vroolijke leventje bleef zijn gang gaan.
Doch maanden verliepen en de toestand werd eer erger dan beter, in vele diamantbewerkers-gezinnen werd reeds honger geleden en ook de familie Koekoek moest zich bekrimpen. Louis had zijn spaarbankboekje al zoo dikwijls aangesproken, dat er zoowat niets meer opstond en toen eenige maanden later de toestand niet beter werd, begon men bij de Koekoek’s reeds de meubels te ver-koopen. En het ging hoe langer, hoe slechter, het benedenhuis werd opgezegd en men ging op de oude woning van v. d. Kar wonen, die al dien tijd had leeggestaan. En vreemd, Raatje scheen zich nu eerst aan Louis te hechten, altijd zag men ze samen en als Louis ’s avonds de straat opging,
i