Een oud Joods gezegde luidt, dat de verspreiding over de gehele wereld niet alleen een vloek, maar ook een zegen is. Dit niet in de zin dat het Joodse ferment alle volkeren temidden waarvan zij zich bevinden ten zegen is geweest, maar in de zin, dat, wanneer een deel van de gola (de diaspora) vernietigd werd — een ander deel kan blijven bestaan en zo de continuïteit van het volk was verzekerd. Geen volk zou een systematische uitroeiing als die door het Hitlerregime bedrijven, hebben overleefd. Het Joodse volk had na deze ramp, die het van meer dan een derde van zijn bevolking beroofde, een andere verdeling van centra. Het Europese centrum was nagenoeg uitgeschakeld. Lag voor 1933 het hoofdreservoir van het Joodse volk in Polen en omringende landen, na 1944 lag dit centrum in de Ver. Staten. Dit was een verschuiving van enorme betekenis. Immers, het Joodse centrum der Ver. Staten, dat in 1939 even groot was als in 1945, had voor zijn geestelijke kracht nog voortdurend uit Oost-Europa geput. Het had nimmer leiding gegeven, noch politiek, noch spiritueel. Nu had de Vader der Geschiedenis het met een enorme taak bezwaard. Wat voor de bevolking en de regering van de Ver. Staten
26