Hoe heerlijk als de zonne straalt Van wolkeloozen koepel,
De warmte op je nederdaalt En streelt je, zacht en soepel. Wanneer je aan den wijden plas In strandstoel weggescholen,
Of in een lusteren zomerjas Loopt door een bosch te dolen —
Maar als je zonder schut of dek Een uur of twaalf sjouwen moet. . Dan zeg je gauw: Och zon, verrek, Je brandt me blaren op m’n snoet!
Hoe heerlijk als in ’t middaguur In schaduwrijk priëeltje,
Je knipoogt naar ’t zonnevuur En luierend verveelt je.
In zacht in slaap je knikkebolt,
Je op het gras gaat vlijën, Behaaglijk in elkaar je rolt En zoet je heen voelt glijen —
Maar als je zoo een mooien tuin Met vrachten grint bestraten moet, Het zweet je druppelt van je kruin Dan haat je helschen Zonnegloed.
Hoe heerlijk als op mooien dag Een uurtje je gaat toeren,
En met een weltevreden lach Zoo om je zit te loeren.