TEN GELEIDE
öl stemmen dij k heur goan aaltied mor deur aignliek zunde dak schrief en dij stemmen soms steur
Sedert 1969 verscheen van mijn hand een aantal poëziebundels in het Grunnegers, waarvan de eerste vijf zijn uitverkocht.
Het plan deze in één band te herdrukken, kwam een paar jaar geleden op in het brein Van Marga Kool. Mijn zeventigste verjaardag en de literaire prijs van 't Grunneger Bouk (1983) stimuleerden daartoe mede.
Het resultaat ligt thans voor ons onder de titel ONGENEESELK, die eens te meer wil uitdrukken, dat mijn poëtische kwaal in het dialect een chronische is. Aan het eerste vijftal wordt alweer een spiksplinternije toegevoegd: 1985-1945.
Onder deze anachronistische tijdsnoemer vatte ik veertig vaarregels samen, die als vanzelf het spectrum weerspiegelen van alle gedichten, die ik onder de karakteristiek joods sedert 1967/1968 publiceer. Herinneringspoëzie, één gecontinueerde confessio judaica, die het niet kunnen vergeten als onuitputtelijke inspiratiebron weet. En het belijden daarvan als een innerlijke noodzaak. Mij stoort het niet, dat er zoveel gedichten kwamen en nog steeds komen. Ik weiger ze te onderdrukken.
Dialect/Auditief
Het teruggrijpen op de taal van mijn vroege jaren verplaatst mij naar de periode 1918/1928 (1938) toen ik indrukken opdeed die in een vrij gevorderd stadium van mijn leven deze poëzie vorm zouden geven. De opvallend late neerslag van een joodse jeugd, die ik nooit zal kunnen vergeten.
Het Grunnegers dat ik schrijf is gebaseerd op auditieve reminiscentie. Ik heb destijds geen kennis genomen van wat als dialectliteratuur existeerde. En dit geldt onverminderd tot ver na 1945.