8. Wij hebben een jong zusje, borsten heeft zij nog niet.
Wat doen wij met dit zusje
ten dage dat men voor haar biedt?
9. Was zij een muur
wij bouwden rondom zilveren kantelen. Was zij een deur
wij sloten haar af met cederen panelen.
10. Ik ben een muur met torenborsten.
Hier sta ik
voor wie naar mij dorsten.
/ 38/