5. Wie hebben we daar uit de woestijn.
Steunend op haar vrind uit de woestijn ?
Onder de appelboom heb ik je gewekt.
In de boomgaard waar je moeder je ontving en heeft gebaard.
6. Als een zegel in je hart.
Een zegel in je arm gedrukt.
Sterk als de dood de liefdessmart. Hard als de hel de ijverzucht.
Haar kolen kolen van rood vuur.
Een vlam van god in ’t laatste uur.
7. Vloedgolf van water kan jou niet blussen laaiende min
kolkende stromen je wegspoelen evenmin.
/ 36 /