8. Ziehier mijn harem zestig koninginnen.
Tachtig bijwijven. Ongeteld de meisjes die er minnen.
9. Maar enig jij mijn duifje zacht.
Je moeder eens tot zuivre dracht.
Jou prijzen alle koninginnen .
Nevens de wijven die je laten winnen.
10. Zij vragen
- al die haremvrouwen -wie rijzig als de dageraad schoon als de maan wie zuiver als de zon omgeven met banieren onneembaar bastion.
11. Ik ben afgedaald naar haar notenhof om te kijken
naar bloesems in het dal.
/ 28/