Jeroesjalajim jij bewaakte stad.
Banieren om je naakte schat.
5. Wend nu je ogen af van mij.
Al je blikken verwarren mij.
Je lokken: geiten
die in kudden
van de Gilead schudden.
6. Je tanden nu in mij gezet een kudde schapen
uit het wed
allen in tweeën geen zonder jongen schapen die sprongen tanden die jongen.
7. Achter je sluier
een schijf van granaten. Achter je sluier raad ik je slapen.
/ 27 /