HOOFDSTUK V
1. Ik ben in zijn tuin gekomen zustertje bruid.
Heb mirre en balsem tot mij genomen.
Tot mij genomen honing en raten wijn en melk met volle maten.
Schranst mijn vrinden.
Zuipt naar bevinden.
Ja bezat u gij beminden.
2. Ik slaap
maar mijn hart is nog op. Klop, klop:
Mijn vriend.
Open mij zustertje open je deur.
Mijn duifje.
Mijn volmaakte keur.
Want mijn haar is vol dauw en mijn lokken - mijn gade -druppelen snachts van zachte pommade.
/ 21 /