Daarna kwam de tweede wereldoorlog. De Joden, ook de mannen en vrouwen van de Haganah, namen dienst bij alle onderdelen van de geallieerde oorlogvoering — als parachutisten, piloten, matrozen, in de transport-kolonnes, als havenbouwers, veldleger.
Zij ontbraken in geen tak van dienst, al kregen zij eerst in September ’44 het recht op een eigen Brigade.
In de school van de grote oorlog werd de Haganah het moderne leger dat zij nu is. Nu stonden de vroegere krijgsmakkers vaak aan de andere zijde, maar het Joodse leger bestond niet alleen meer uit een groep fanatieke jongelui, er was een strenge en zware opleiding, er was een plan voor verdediging en aanval.
„Zijn er wapens?”
Mijn vraag kwam midden in het enthousiaste en uitvoerig relaas dat ik hierboven weergaf.
Een veelbetekenend zwijgen. „Is het waar dat de Engelsen jullie grootste wapenvoorraden hebben gevonden?” De foto’s die ik bij mij had lieten Engelse soldaten zien die met behulp van hun moderne wichelroeden naar verborgen wapenvoorraden zochten. Gelach. Neen, dat is het niet. Wat zij gevonden hebben vormt slechts een onbelangrijk deel van de voorraad. Maar er ontbreekt ons nog veel. En wat erger is, alles wat wij invoeren moet clandestien worden gekocht en geïmporteerd. De Arabieren daarentegen betrekken hun wapenen openlijk van de naburige staten, die volgens verdragsovereenkomsten met Engeland langs normale weg en tegen normale prijs wapenen ontvangen.
Zo komt een gedeelte van de Lend-Lease wapenen
63