schieten de brens weer woedender dan tevoren en het tweede projectiel wordt in de mortier geschoven.
„Totsereth Haarets” (made in Erets Jisraeel) fluisteren de jongens elkaar trots toe en ik merk hoe er een prop van ingehouden vreugde in de keel schiet. Daar gaat het tweede projectiel. Een auto nadert. Alles voorbereiden voor de bergplaats! luidt het bevel. Als het Engelsen zijn, gaan we allen de gevangenis in. De wagen stopt voor het huis waar onze basis is en de schildwacht op het dak deelt mede: „De onzen”. Een officier stapt uit met een tamelijk dikke mijnheer en nog ’n man, die waarschijnlijk van het hoofdkwartier is.
Ze kloppen aan en worden door de schildwacht van beneden binnen gelaten. De dikke heer blijkt een journalist te zijn. De stafkaarten worden gehaald en buiten de deur hoort men een knetteren van de kaarten die opengevouwen worden en men toont hen de verdeling van de stellingen.
Daarna stijgen we op het dak, net op tijd voor het derde projectiel. Een gejuich stijgt op. Een voltreffer. Daarna volgt een zwijgen.
In de tuin wordt heftig geschoten, en men hoort ontploffingen van handgranaten. De vijand is uit zijn stellingen getrokken en kruipt in de richting van de stellingen tegenover. We hebben ze al lang gezien. Het hoofdkwartier wordt opgebeld en men deelt mede wat er gebeurt: „Glimlachen en nader laten komen,” luidt het onschuldige antwoord van het hoofdkwartier.
Want de vijand luistert mee! Ja, de Engelsen luisteren de gesprekken af. Basis 2, tegenover ons heeft het begrepen. Als zij voor een grote loopgraaf zijn
60