zojuist bij de verdediging van een der punten zijn eerste vuur gehad heeft.
Ergens in Jeruzalem ....
Het is Zaterdagavond, in de stelling van een der buitenwijken van Jeruzalem heerst grote bedrijvigheid. De nacht is gevallen en iedereen verkeert in spanning. Men voelt dat er iets broeit. De gehele dag hebben de Arabieren stenen gesleept om hun stellingen te versterken, zware koffers zijn heen en weer gesjouwd. Er moet vannacht iets komen. Het is 6.15. In de verte hoort men schoten, die de harten van velen doen bonzen. De meesten zijn nog niet in het vuur geweest. Het onbekende benauwt hen. Om prompt half zeven begint een vreselijk geknal van sten-guns, bren-maci: inegeweren, het doffe geluid van ontploffende granaten is hoorbaar. Aan de overkant beantwoordt een andere Joodse stelling het vuur. De kogels dringen door de jalouzieën der ramen heen. Het licht in de ene kamer is kapot. De gehele lengte van het huis wordt bestreken en men merkt dat aan deze kant het vuur zwakker wordt. In de andere stelling staan de jongens klaar. Intussen heeft men op het dak een mortier opgesteld en gericht. Dit alles is in een minimum van tijd gebeurd. Het projectiel wordt in de mortier geschoven, de hoofden duiken omlaag en de rest kijkt geïnteresseerd en ongeduldig toe. Het projectiel wordt afgeschoten.... een enorm gesis, daarna een hevige ontploffing. De twee mannen die het mortier bedienen, slaan elkaar op de schouder en omhelzen elkaar.
.,Mazzel Tow,” schreeuwen ze zo luid, dat de Arabieren het beslist gehoord hebben. Intussen heeft het schieten even opgehouden. Maar een ogenblik later
59