„Enne... wil u nou met z’n beidjes pension gaan houwen?”
De handen over z’n koepelrond buikje gevouwen, zat meneer Bleeker, gepensionneerd belasting-ambtenaar, eigenaar van enige huizen, en keek met open mond naar de twee jonge meisjes, die bezig waren wat van z’n huurprijs af te peuteren.
„Voortvarende juffie’s,” had ie bij zichzelf gedacht. „Maar ik ken dat: ze beginnen vol vuur en als ’t ze niet lukt, waar ze erg veel kans op hebben, dan zit ik met de huur en kan ik naar me centen fluiten.
„U moet een maand vooruit betalen, weet u dat?”
„Daar is op gerekend,” zei Bea fier.
„Enne... van de huur gaat niks af. Daar kan ik niet mee beginnen. Ik heb al genoeg laten zakken, ’t Is vandaag de dag geen lolletje om huizen te hebben.”
„Nou, u ziet er nog best bij uit,” lachte Jet.
„Da’s ook altijd geen bewijs,” schudde hij z’n vollemaans-hoofd. „Maarre... bij wie kan ik informeren? Zaken zijn zaken.”
„Van Heusden’s Houthandel - Heerenveen,” zei Bea hoog.
„Da’s ’n beetje uit de buurt,” lachte de dikkerd.
„Dokter Numan — Apollolaan 59,” lichtte Jet hem in.
„Hep die meneer telefoon?”
„Natuurlijk.”
„Nou, ja, natuurlijk, natuurlijk, ik zal ze de kost niet geven, die hun telefoon hebben laten weg halen. Maarre... ja, wat spreken we nou af?”