271
omgaan met haar vrienden ondoordacht en onedelmoedig, met haar wenschen van redelijkheid en wederzijdsche welwillendheid schromelijk in strijd. Heieen verweerde zich en maakte zich warm, haar stem trilde van tranen, daar hij haar afviel in dit liefste deel van haar leven...., totdat zijn stem en zijn blik verzachtten. Hij boog zich naar haar toe, nam even haar hand en murmelde glimlachend:
Thou art not fault, but thou art fickle.....
Heieen beefde en trok haar hand terug, haar glinsterende tranen ontsnapten over haar plotseling verbleekt gezicht, daar ze zich machteloos wist hem in woorden te beduiden, hoe weinig wispelturig ze was uit haar natuur. Ze wilde geen lafsmakend ״neen" stellen tegenover een „ja" dat iederen schijn van waarheid met zich had, doch even steeg een witte drift tegen hem uit deze haar onmacht in haar op en een bitterheid ook tegen haar oude vrienden, van welke niet één haar had kunnen blijvend bekoren, boeien en binden, zoodat ze aan hem had kunnen toonen, dat ze tot een vast en trouw gevoel de vermogens bezat, daar niet één van hen grooter van omvang en fijner van gehalte was gebleken dan zijzelf en ieder -van hen haar boekenpraat voor wijsheid en verveling voor rust had gegeven. Ze had maar van één ding berouw en dat was, dat ze zich haar gansche leven had afgegeven met haar minderen