21
kenden klank, het was alsof ze er meermalen was geweest. Ze trok de blauwe lijntjes der rivieren, schetste de bergen bruin, zette zwarte stippen voor de steden, en zag de bonte bewegelijkheid der jachtstoeten onder herfstloof in een gouden mist, rook den fijnen geur van welkend loof en hoorde het diepe ruischen van den wind uit de holten van het bosch, waar klank van hoef en voet teloorging in de dichte massa's van week
blad____tusschen de stammen blonk het blank
kasteel in een bonten band van laatbloeiende perken en bedauwde vijvers. Hier was het Schotsche Hoogland en mannen op steigerende paarden en met zwarte, wapperende mantels joegen over toppen en kloven voort in den nacht —, wolken stormden, spelonken gaapten, waar Rob Roy in school met de zijnen, edele Rob Roy, uit de wereld verstooten en met zijn groot hart tot rooverij gedoemd.... naar het Zuiden toe vloeide milde zonnigheid over heuvelland en wei, de horizon was wazig en wijd, en gefladder in zoete lucht van goud-blond haar en speelschen lach der jonge edelvrouwen en haar kinderen, doch heel onderaan op de kaart hing een zware nachtlucht, lagen de kleiën wolken gelegerd, van donder gebeukt, van bliksem stil en spits gespleten, over een donkere, booze zee woei opgejaagd schuim als een bleeke sluier. Daar sliep de zeeman alleen in een herberg op rotsen en droomde van zijn eigen graf.