ii5
die ze niet zou behoeven te winnen, door zich zorgvuldig te verbergen, doch voor wie ze daarentegen haar geheele hart openen kon, zonder dat ze haar krenkten en beschaamden. Ze zou die menschen vinden in haar nieuwe huis en op haar nieuwe school. Ze zou ze naderen en winnen met goeden wil en hartelijkheid, ze zou de oogen naar hen opslaan en de armen voor hen openen, ze wilde hun lasten dragen en hun tranen drogen, doch daarvoor moesten de anderen dan ook haar lasten dragen en haar tranen drogen, zoodat elkeen door elk ander rijker en blijder dan tevoren zou zijn. Doch eenzaamheid, vernedering en onzekerheid hadden haar zelfvertrouwen geschonden, een vrees voor pijn trilde aanhoudend in haar wezen en onderving haar pogingen om anderen tegemoet te gaan. Ze keek nog immer naar de menschen op als dien avond van haar eerste feest en vroeg hunne genegenheid met verlangende oogen, doch ze wist niet, dat menschen in hun ij delheid gevleid en in hun zwakheden gestreeld willen wezen, ze vergat altijd weer opnieuw, hoe menschen in elk zakelijk geschil hun eigenliefde betrekken, en oogstte niets. Wanneer er op school, in de pauzen en de vrije uren ondoordachte of onrechtvaardige dingen werden beweerd, dan zweeg ze niet altijd, maar stond voor haar meeningen of gevoelens en verweerde zich raak en sterk. Vrees en bloohartigheid waren dan verdwenen, doch ze miste de bedachtzaamheid om