K?' i׳׳
Tegenwoordig zou geen mens het meer in zijn hoofd halen om de impressies van een vakantieverblijf in Tirol te bundelen; die paden zijn letterlijk en figuurlijk al te zeer platgetrapt. In de jaren twintig waren dergelijke 'mooie, dure' reizen nog helemaal niet zo vanzelfsprekend, en je proeft de verbazing van de auteur uit vrijwel elke regel. Carry van Bruggen, als Lientje de Haan geboren in het grote gezin van een arme joodse godsdienstonderwijzer, mag nu zorgeloos door het berglandschap ten zuiden van Innsbruck wandelen en bij een lekker maaltje, onder citerklanken, in een landelijke herberg uitrusten en dromen. Dikwijls denkt ze terug aan haar kindertijd, haar fantasieën van toen leven steeds weer in haar op en zullen ten slotte toch mooier blijken dan de grootse indrukken van nu. Maar er zijn ogenblikken dat zij opschrikt uit haar gedroom en zich geplaatst ziet tegenover een bedenkelijke realiteit: vanaf bomen en banken kijken hakenkruisen als onheilspellende tekenen van een gevaarlijke, politieke gezindheid haar aan. Deze confrontatie wekt gedachten aan de cultuurkritische studies, waar ze sinds jaren mee bezig is. Zo neemt ze haar verleden, haar dromen, haar gedreven intellect overal mee naar toe, en deze autobiografische aspecten geven het boekje, dat is ingeleid en toegelicht AoorRuth Wolf, zijn bijzondere karakter.