Op 29 oktober 1921 verscheen in het 'Zaterdags Bijvoegsel' van het Algemeen Handelsblad de eerste van een serie wekelijkse columns van Carry van Bruggen (1881 -1932) over het Gooise dorpje Laren, waar ze sinds 1914 woonde. De gebeurtenissen in de Larense dorpsgemeenschap, die de revue passeren, zijn alledaags en futiel; de algemeen-menselijke overpeinzingen die ze aan Carry van Bruggen ondokten zijn dat allerminst.
In de Plattelandjes treft men de schrijfster Carry van Bruggen op haar best. Ze combineert journalistiek, belletrie en filosofie op een ontspannen wijze en betrekt vaardig de lezers bij haar onderwerpen. In een luchtige conversatietoon legt ze hen problemen voor van allerlei aard. Is de Larense bewoner, die zijn bosje hakhout niet wil afstaan aan de dorpsgemeenschap, een individualist? Hoe komt het dat de etiquette onder de 'oude' Larense ingezetenen strenger is dan aan het keizerlijk hof? In haar knappe observaties hoe mensen zich gedragen en zich van elkaar onderscheiden, is veel van de filosofie van Prometheus en Hedendaags fetischisme terug te vinden. Carry van Bruggen is in haar columns een gerijpte, milde persoonlijkheid; ze neemt met humor en wijsheid afstand van de brandende vragen die haar ooit kwelden. Van haar omgeving kan ze genieten en ze leeft mee met het wel en wee van de bewoners van Laren. Het laatste 'Plattelandje' verscheen op 19 juni 1926. Tot bundeling van haar columns is zij nooit gekomen, waarschijnlijk door de ziekte die haar zo levendige geest verduisterde. Jan Fontijn en Diny Schouten, die eerder een monografie publiceerden over Carry van Bruggen, maakten een zeer ruime, representatieve keuze. Deze hier voor het eerst gebundelde Plattelandjes bewijzen eens te meer, dat Carry van Bruggen een schrijfster van niveau is.