ja, dat waren de letters die hij soms met een haastig potlood schreef op het smalle vouwbriefje, dat een zusje tusschen haar boeken stoppen moest. Truusje van Laar... wel zeker, ze werkte toen immers al voor onderwijzeres. Ze was al bijna klaar, toen hij nog op 't gymnasium ging twaalf jaar geleden. Ze ontmoetten elkaar alle dagen in den trein naar het kleine stadje, hij kwam van verder... zij stond dan ergens op een weg bij een halte, tamelijk dicht bij 't stadje, waar alleen maar de school-treinen stopten, ze woonde daar in een gehuchtje, haar vader was er molenaar of boer... o ja... en dan zocht ze met de oogen de coupé waar hij al zat... hij zag het van achter het gordijntje en dan deed ze of ze heel toevallig binnenkwam... maar haar roode blos verried haar dadelijk ... ze was veel te eenvoudig en te oprecht voor listen, de kleine Truus... Dan gingen ze in 't stadje samen tot school... door 't lieve, oude provinciestadje, waar 't morgenleven in fleurigen opgang was, waar de oude linden zich spiegelden in 't roerlooze, groengrijze grachtjeswater ... waar breede, deftige oude huizen dommelden in 't lommer, en een dienstmaagd, ook al oud en deftig, met breed-gestrikte muts en onderkin, de stoep boende uit groen-en-rooden emmer, of de pui spoelde met een ouderwetsche spuit. ..
.62