Vlak achter 't hek, clat aan de open zijde de speelplaats afgrensde, was 'n kleine, zonnige wei, waar 'n glanzend bruin paardje vredig heen en weer drentelde, 't Stak nu en dan z'n kop nieuwsgierig over 't hek, maar als 'n jongen 't dan strelen wou, hupte het schichtig weer weg. 't Jongetje meende dit allemaal... de zonnige wei, 't paardje, 't blauwe boerenhuis in wazige verte al gezien te hebben 'op 'n plaat, die in de eerste klas aan de muur hing, een nieuwe zeker, want fris-kleurig en in zijn tijd daar nog niet... en die hij zo graag eens van dichtbij had bekeken, als hij 't de juffrouw maar vragen dorst. En verdrietig bedacht hij, dat je op school eigenlijk niks durfde.
Straks, om twaalf uur, zou die zonnige kleine wei er nog zijn, en 't gelukkige, bruine paardje dat maar altijd gras-eten mocht en waarop alleen nu en dan 'n jongetje reed -, was hij dat jongetje maar. Straks om twadf uur;... hoe kwam 't toch, dat 't dan buiten heel anders was dan nou... en als je soms eris onder schooltijd op straat kwam... als je naar huis was gestuurd, omdat je wat had vergeten of zo'n erge kiespijn had... dan was alles pas vreselijk veranderd... helemaal raar... net of je dan er helemaal niet meer bijhoorde en iedereen je aankeek. En dat was ook zo, als je woensdag-middag stilletjes eris op de speelplaats kwam.
Had-ie nou niks vergeten... Nee... z'n griffels waren geslepen... Z'n handen schoon? Kritisch bekeek-ie de slappe, witte pootjes, met blauwe aartjes in de dunne, bleke palmen en buitenop wat bruiner, met heel-kleine, glanzende haartjes. 'Gelukkig schoon,' zuchtte hij en likte een beetje loodgrijs griffelslijpsel er met z'n tongetje af... Alles was in orde... maar dat veranderde niks... dat veranderde helemaal niks aan 't vreselijke, dat komen moest, 't woord, dat hij niet zeggen mocht en waarover hij zou moeten praten in de volle klas... voor alle jongens en de meester.
En de jongens plaagden 'm toch al zo... en de meester... had-ie 'm niet laatst horen brommen, toen-ie vrij-vroeg voor de jaartijd van z'n grootvader... 'dat joden-gezanik altijd...'. Zeker, hij had 't gehoord, maar wèt duidelijk. Maar thuis had-ie 't toch niet verteld, want va
62