Aanvankelijk had dit boek eenvoudigweg tot titel zullen hebben: De Taal, daar het in hoofdzaak over de met Taal samenhangende problemen handelt.
Sinds jaren is het namelijk mijn voornemen om alles wat ik op verschillende tijdstippen en in verschillend verband over dit onderwerp heb gezegd, tot een doorlopend betoog te verenigen. Voorzover ik kan nagaan heb ik voor de eerste maal het taal-vraagstuk ter sprake gebracht in een in 1915 verschenen brochure Patriottisme en menschenliejde. De aanleiding daartoe was verzet tegen de destijds van alle kanten vernomen betuiging, dat patriottisme een voorbereiding en inleiding tot altruïsme zou kunnen zijn en dat de door de oorlog teweeg gebrachte ‘opleving der vaderlandsliefde’ als de goede zijde van een slechte zaak was op te vatten. Bij de weerlegging van die dwaling is toen ook de ‘Moedertaal’ ter sprake gekomen.
Naderhand in Protnetheus nog menig maal opnieuw. Daar heb ik bovendien herhaaldelijk de aandacht gevestigd op de verschillende vormen van taalstrijd en reeds mijn voornemen, dit alles uitvoerig te bespreken, te kennen gegeven.
Doch in de op Prometheus onder de naam ‘Des Absoluten Zelfvermomming’ gevolgde beschouwingen is Taal en alles wat er mee samenhangt, pas recht voortdurend en geenszins bij toeval ter sprake gekomen.
Inderdaad staat alles wat ik hierover te zeggen heb, tot het begrip, tot mijn begrip der Zelfvermomming, in nauw verband. Daardoor was ik genoodzaakt met een verklaring daarvan aan te vangen. En deze voerde mij op zo verschillende en verwijderde wegen, dat de oorspronkelijke titel niet behouden kon blijven.
9