brood met zijn gekromde sterke vingers. En hij at langzaam, terwijl zijn verre grijze ogen wat opwaarts naar buiten tuurden. Tevreden. . en gewend aan eenvoud.
Sprakeloos keek Jonas Pinkhof naar hem. Minutenlang. En opeens zag hij zijn nieuwe rol. Zijn stem had het korte boerse, toen hij beval:
‘Mevrouw, voor mij ook zo’n broodje.’
Onverstoorbaar herhaalde Ester Mendels:
‘Eén broodje brievenweger voor meneer Pinkhof.’
Jonas Pinkhof nam plaats naast de oude boer. Gluurde terzij naar het strenge profiel van de bejaarde man. Tuurde óók naar buiten met verre ogen. . . En brak zijn brood en at.
En het vreemde geschiedde. Dit keer groeide in zijn binnenste géén rol, dit keer verloor de komediant. Nu beleefde hij echt. Onderging de genade en de rust, die schuilen in de eenvoud. ..
Hij voelde dat iemand naar hem keek. Wendde zijn blik naar Ester. Zij knikte hem toe, een vleugje van een glimlach om de mond. Want zij had zijn verandering gezien en ook zij had het begrepen van deze oude boer. Deze gezondene...
64