Vorst van de ballingschap

Titel
Vorst van de ballingschap

Jaar
1955

Pagina's
324



I

ADAM EN EVA EN... DE BUURT

De kleine jongen keek op naar de baardige, forse man.

Angst en een vraag zijn in de ogen van dit tienjarige kind, dat in zijn versleten kleren in het lompenpakhuis staat.

De man in zijn morsige, oude linnen jas krabt zich peinzend luchtig achter het oor en zet het keppeltje op het achterhoofd wat recht.

„Wat zal ik je zeggen, David Houtkruier, wat moet ik beginnen met zo’n kleine schlemiel bij zulke grote hopen oudroest? Waarom moet je mij vragen of ik werk voor je heb? Nou, waarom moet uitgerekend ik beginnen een groot koopman van je te maken?”

„Moeder zegt dat u een goed mens bent. En we hebben het geld zo nodig.”

„Je moeder zegt... je moeder zegt!! Weet ze veel van de goedheid van Brammie Koperentuit. En het geld? Welke rijkdommen verwacht je moeder van een lorrenkoopman?”

„Moeder zegt dat u grote zaken doet. Dat u méér doet dan men weet.”

„Als je moeder dat heeft gezegd, dan weet men meer dan ik . . . en dan ik doe. Hoeveel moet je vrijdagavond wel mee naar huis brengen? Ben ik aangewezen voor de kippesoep?”

„We eten nooit kippesoep.”

„Oi . .. jidden en geen kippesoep op vrijdagavond?”

„Moeder is weduwe, dat weet u toch wel? En weduwen zijn altijd arm,” zegt het jongetje korzelig en schopt nerveus een stukje oud ijzer weg.

5

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.