45
„Dag, hoor!
Dag Tom, dag moe-der!
Zul je zoet zijn, Tom?
Ik kom echt te-rug!”
„Wof-Wof!” riep Tom*
Hij wou zeg-gen:
„Zul je ook zoet zijn?”
En toen stap-te ze met juf naar haar bank* En Tom stap-te met moe-der naar huis* Maar den hee-len mor-gen had Tom-mie een boo-ze bui*
Want hij dacht den hee-len tijd: „Waarom mag Door nou wèl in school en ik niet*”
Ja, dat kon hij ook niet we-ten*
Maar jul-lie wel*